Gaesbeeck's Dedication

In 1684, Daniel van Gaesbeeck in Leiden printed the first six letters that Leeuwenhoek published in Dutch. Dobell orders them by the number of the letter:

  1. Onsigtbare Geschapene Waarheden, Letter 32 of June 14, 1680 (AB/CL 62) to Thomas Gale and Letter 33 of November 12, 1680 (AB/CL 65) to Robert Hooke
  2. Eyerstok, Letter 37 of January 22, 1683 (AB/CL 70) to Christopher Wren and Letter 39 of September 17, 1683 (AB/CL 76) to the Royal Society
  3. Schobbens in de Mond, Letter 40 of December 28, 1683 (AB/CL 79) to Francis Aston
  4. Humor Cristallinus, Letter 41 of April 14, 1684 (AB 80) to Francis Aston

In this note from the printer to the reader, Gaesbeeck began by noting why Leeuwenhoek was publishing his own letters. Comparison of Leeuwenhoek's manuscripts with the extracts translated into English for Philosophical Transactions and Philosophical Collections and summarized in French for Journal des Sçavans, among others, shows how much was lost when editors became involved.

Gaebeeck continued by summarizing the letters he had printed in Onsigtbare Geschapene Waarheden and in Eyerstok, that it, Letters 32, 33, and 37. The note came on the page following the Schobbens in de Mond title page, which summarized Letter 40. It also summarizes, without a date, Letter 41, which Gaesbeeck would print in the same year with the same summary on the title page.

Not accounted for in Gaesbeeck's note is Letter 39. It is often bound with Onsigtbare Geschapene Waarheden or Eyerstok.

   

Den Drukker aan den Leeser.

Weet-gierige Leser

De Spreuk 't minste werd gesien, 't meeste blyft verhoolen, myn yversugt met wonderlijke begeerte aangedaan hebbende om te beschouwen de onsigbare geschapene waarheden der wesentlijke stoffe, die door 't vergrootglasig werktuig (eerst door den vernuften Heer Ant. Leeuwenhoek tot sodanigen volmaaktheyd, tot roem der stad Delfd uitgevonden) aan de wereld wierde vertoont: waar door de Koninklijke wetenschap-soekende Societeit tot Londen sig verpligt heeft gevonden om syn Ed. als een waardig mede-broeder in haar Societeit met blijdschap aan te nemen en te omhelsen, en d'uitvindingen in haar Philosophical trans-actions we wereld (dog verminkt) op te dissen. Waar door 't puik der geleerde 't samen komste tot Leipsig is aangeset geworden om die ondekking van syn Ed. te versoeken, ende eenige der selve in de Ephimeridis Eruditorum, (dikwils qualijk overgeset) uitgaven: Vele Franse en Latijnse scrifte melde wel van dees ontdekkinge, maar hadden den sin en meining van den voornoemden Heer qualig begrepen: so dat vele voorname en geleerde Heren syn Ed. seer aanpersten, om eenige synder bekent making in syn eigen taal ons vaderland mede te delen. So wierde myn door een voornaam Heer van ter syde, eenige tot voldoening myns yvers medegedeelt, die ik door myn druk-pers de wereld gemeen maakten en aan den Ed. uitvinder, A. van Leeuwenh. weder opdroeg. Waar in syn E. voorstelde.

De gestalten en werking van Gist, Bloed, kreeft oog, 't voort komen van diertjens buiten de lugt, geschreven aan de Heer T. Gale, Sec. vande Con. Societeit den 14 Feb. 1680. [should be 14 June 1680]

Als mede de gestalte en werking vande wyn-moer, wyn, stomme wyn, en bloed, syrope, en water, van de Venae Lactae, ofte melk-vaten, en de Chylus ofte melk, vande pis en voorsegging uit de selfde, van de mist inde lugt, de brandende kaars, van 't herts gedaante en werking, van levende diere in 't manlyk saad der Kevers, Juffertjens, Sprinkhanen, Vloyen, muggen, vande vloi beet, van de diertjens daarder 1 000000000. de grote van een sand bestaan, geschreven aan de Heer R. Hooke, Sec. vande Con. Soc. den 12. Novemb. 1680.

Daar en boven nog een handelende van de levende diertjens tusschen onse kiesen en tanden, vande aaltjens in de azyn, puisjens in 't aansig, van de schobbens en haar gedaanten op onse huyd, en de sweet-gaten inde selfde, geschreven aan de Heer F. Aston. Sec. vande Con. Soc. den 12. Septemb. 1683.

So is syn Ed. eindelijk door 't aansoeken van veel geleerde en wijtberoemde Heren bewogen, myn eeinger synder bekentmakinge te behandigen, om de selfde door myn druk-pers de wereld optedissen, so heeft syn Ed. myn nog boven dees begiftigt met een verhaal geschreven aan de Heer F. Aston. Secretaris der Koninklijke Societeit tot Londen.

Handelende over het maaksel van 't Humor Christallinus, so van verscheyde dieren, vogelen, ende visschen, het draat-agtig wesen dat in 't oog voor komt, de vogtigheyd op het Hoorn-vlies, het maaksel van een klein bloed aderken, ende de opperste huyd vau [sic] een swarte Morrine.

En myn nog de gonstig toesegging tot voldoening der wetenschap soekende Heren,

D'ont-leding, opwassing en sterving van verscheyden Houten.

Hopende door de verder voorspraak van verscheide Eerwaarde Heren de gonst van syn Ed. sal bekomen, om tot genoegen en voldoening der wetenschap soekende lief-hebbers meer van syn Ed. te verwerven, gebruikt dan dees onderwijl tot V. E. voordeel, en

Vaart wel.

Uyt myn Drukkerij den 24. Julii 1684.

Daniel van Gaesbeek.