Vordere bewyzen dat de Vleeschfiertjes zoo wel als de
Trekkers ook Trekkers mogen genoemt worden. Het Vleeschfiertjes uyt
het achterbeen van een jonge Muys ten dien eynde onderzocht. In een welgestelde muscul word geenen Trekker eenig geweld aangedaan, of de Vleeschfiertjes moeten dat geweld ook lyden. Uytreekening hoe veel de Vleeschfiertjes, in een zekere groote van geweld, te lyden hebben.
Twee Trekkers die van beneden in den muscul opklimmen; en twee die van boven in den muscul daalen: zynde met malkander niet vereenigt als door Vleeschfiertjes. Van de omwentelende inkrimpingen en uytrekkingen, dewelke in de Trekkers en Vleeschfiertjes gevonden worden. Waarom dezelve doorgaans niet gezien worden. De Vleeschfiertjes moeten al het geweld ook lyden dat aan de Trekkers word aangedaan. En aan de Trekkers, die van beneden komen, word geen geweld gedaan, or de bovenste Trekkers lyden het ook.
De vliezen, of membraanen, door de musculen loopende, en zich taksgewys door de vleeschfiberen verspreydende, maaken dat dezelve Vleeschfiberen malkenderen niet aanraaken; en aldus beschermt zyn in tyde van quetzinge of stootinge van de vleeschfiberen. Hoe de uytrekkingen en inkrimpingen van de Trekkers en vleeschfiberen geschieden. Verbeelding van die uytrekkingen en inkrimpingen door een koperdraadje, dat om eene schryfpenne was gewonden.
De Visfibertjes van een Kabeljauw ook met vliesjes omwonden. De Trekker omtrent de groote vinne, dicht by een Kabeljauws-hoofd, nagezocht: en bevonden dat de Vleeschfiertjes aldaar voor Trekkers verstrekken. Het zelve doen doorgaans alle de Vleeschfiertjes, die met beyde haare eynden in de vliezen van Trekkers zyn gehecht.
Yder Vleeschfiertje ook omkleedt met een vliesje. Menigvuldige dunne fibertjes, waar uyt een Vleeschfiertjes bestaat. Onderzoekingen omtrent de huyt van een Kabeljauw.