First observed little animals in water
Leeuwenhoek first observed microbes (diertgens = little animals) in water from Berkelse Meer in August. He mentioned them at the end of his next letter on September 7.
Dobell identified these organisms as algae with coiled chloroplasts, Spirogyra, which has been generally accepted. Recently, Wim van Egmond has made the case for Dolichospermum, a genus of planktic cyanobacteria that often form blooms.
end of Letter 6 of 1674-09-07 (AB 11) to Henry Oldenburg
Ontrent twee uren gaens van dese Stadt, leijt een binnelantse meer, de Berckelse meer genaemt, wiens gront op veele plaetsen seer moerich, off moerassich is, dit water is des swinters seer klaer, ende int begin, ofte int midden vande somer, wort het Witachtich, ende daer drijven groene wolckjens door, twelck volgens het seggen, vande Huijsluijden daer ontrent woonende, veroorsaect wert door de Douw, die alsdan comt te vallen, en die sij den honich douw noemen, dit water is seer Visrijck, ende de Vis is seer goet en smakelijck, ende nu laest inde voornoemde meer varende, op die tijt, als de wint redelijck hart waeijde, ende het water als boven verhaelt, siende, nam ick in een glase flesje, een weijnich water mede, dit des anderen daeghs observerende, bevonde ick daer in te drijven, verscheijde aertsche deeltgens, ende eenige groene ranckjens, in geschickte ordre slanghs gewijse omgekrult, op gelijcke manier, als de copere off tinne slangen sijn, die de distelatuers gebruijcken, omme haer over gehaelde wateren te verkoelen, ende de gantsche circumferentie, van jder van dese ranckjens, hadt ontrent de dickte van een haer van ons hooft; andere deeltgens hadden maer een begin, van het boven verhaelde ranckje, alle bestaende uijt seer kleijne groene same gevoeghde clootgens, als mede seer veel kleijne groene clootgens, ende daer beneffens, seer veel kleijne diertgens, daer van eenige waren rontachtich, die een weijnich grooter waren, bestonden uijt een eijront; aen dese laeste heb ick twee beentgens gesien, ontrent het hooft, ende aen het achterste van het lichaem, twee vinnetgens, andere waren wat langer als een eijront, en dese waren seer traegh int bewegen, en weijnich in getal; dese voor verhaelde diertgens bestonden uijt verscheijde couleuren, als eenige witachtich ende doorschijnende andere uijt groene seer glinsterende schibbetgens, andere weder int midden groen, en voor en achter wit, andere uijt asgraeuw; ende de bewegingh van meest dese diertgens, was soo snel int water, ende met soo veel verscheijde bewegingen, soo om hoogh, als na om laegh, ende inde ronte, dat het verwonderens waerdich was om sien, en ick oordele dat eenige van dese diertgens, meer als duijsent mael kleijnder waren, als de kleijnste diertgens, dat ick tot noch toe, op de korst vande kaes int tarwen meel, in Schimmel, ende etc. heb gesien. |
About two Leagues from this Town there lyes an inland lake, called Berkelse Meer, whose bottom in many places is very moorish. This water is in winter very clear, but about the beginning or in the midst of summer it grows Whitish, and there are then small green clouds permeating it, which the Country-men, dwelling near it, say is caused from the Dew then falling, and call it honey dew. This water is abounding in Fish, which is very good and savoury. Passing lately over this lake, at a time, when it blew a fresh gale of wind, and observing the water as above described, I took up some of it in a glass vessel which having view'd the next day, I found moving in it several earthy particles, and some green streaks, spirally ranged, after the manner of the copper or tin worms, used by distillers to cool their distilled waters; and the whole compass of each of these streaks was about the thickness of a man's hair on his head: Other particles had but the beginning of the said streak; all consisting of small green globules interspersed; among all which there crawled abundance of little animals, some of which were roundish; those that were somewhat bigger than others, were of an oval figure: On these latter I saw two legs near the head, and two little fins on the other end of their body: Others were somewhat larger than an oval, and these were very slow in their motion, and few in number. These little animals had divers colours, some being whitish, others pellucid; others had green and very shining little scales: others again were green in the middle, and before and behind white, others grayish. And the motion of most of them in the water was so swift, and so various, upwards, downwards, and round about, that I confess I could not but wonder at it. I judge, that some of these little creatures were above a thousand times smaller than the smallest ones, which I have hitherto seen in the rind of cheese, wheaten flower, mould, and the like.
|