Maria Thins filed a legal action to prevent Leeuwenhoek from selling The Art of Painting
Maria Thins filed legal action (insinuatie) to prevent Leeuwenhoek from selling her son-in-law Vermeer's The Art of Painting or to get the proceeds herself.
The next day, Leeuwenhoek responded that Maria Thins should present herself as a creditor. The document notes that he paid 342 guilders and an unspecificed amouth for expenses (oncosten) out of his own pocket to recover the paintings.
Cornelis Ouwendijck notary, ONA inv. 2211, fol. 23 and 23v
12 March 1677
Alsoo op den 24 Febrary 1677 volgens Acte van Transport voor den Nots. J.Vosch bij mijne doxhter Catharina Bolnes in mindering van 't geene sij aen my schuldich iis, soo voor haer selven ende in qualité als Weduwe ende boedelhouster ende oock als voochdesse van haere kinderen geprcreert by Johannes Vermeer zal. in olen en vrijn eygendom heeft overgegeven, opgedragen ende getransporteert seeker stuck schilderije, geschildert bij den voorn. Vermeer, waerinne wert uitgebeelt: de Schilderkonst, van welcke voors. acte overgifte ende opdrachte Monsr Anthony Leeuwenhoek, als curator over den Boedel van voorn. Vermeer ende Catharina Bolnes, visie en copie is gegeven. Ende dat des niettegenstaende de vorn. Sr Leeuwenhoeck in de voors. qualityt by affixie van gedruckte billietten, (waervan mij een is toegezonden) by publicque opveylinge aen den meest biedende op den 15 meert toecomende 1677 op St. Lucas Gildecamer binnen deser stadt Delft presenteert te vercoopen de voors. schilderije aen mij opgedragen als voorschreven is.
13 March 1677
Ingevolge van de bovenstaende insinuatie soe hebbe ick ondergeschr. Cornelis Ouwendijck, openbaer notaris bij den eed. Hove van Hollandt geadmitteert, binnen Delft residerende, mijn selven vervoegt aen de persoon van Antonij Leeuwenhouck ende hem deselve insinuatie voorgelesen, die mij tot antwoort gaff dat hij de schilderije daerin vermelt niet hadde coonnen machtigh werden als met proces ende door transport van Annetge Stevens ende dat hij daarvoor hadde moeten betalen de somme van drye hondert twee en veertigh gulden behalve de oncosten van 't proces, dat hij van sin was (niettegenstaende dese insinuatie) met de vercopinge vandien voort te gaen ende dat soo de insinuante metieerde eenigh regt te hebben sulx soude op de prefeentie moeten eyschen.
Aldus op den XIIIe Marti 1677 dese insinuatie gedaen ende met deselve geprotesteert volgens den inhoude vandien, ende antwoort becoomen ter presentie van Pieter Ophuysen ende Quirijn van Tuynhuysen mijn clercquen als getuygen hiertoe versocht