Christiaan Huygens wrote Letter L-223 to Leeuwenhoek about the procreation of eels and spontaneous generation and praised his work and diligence
This letter is also known by its reference in Leeuwenhoek's Letter L-295 of 1696-07-10 to the members of the Royal Society.
Huygens wrote to Leeuwenhoek from Hofwijk about some of his recent observations on the reproduction of eels. He was happy to see that Leeuwenhoek was continuing to demonstrate that all animals came from seeds, not from "corruption". He ended by praising Leeuwenhoek for his labors and his diligence, which had continually improved the knowledge of nature.
This letter is not in Huygens's Oeuvres completes. The text is available at the ePistolarium, also accessible via Early Modern Letters Online,
Ik ben door verscheijde besigheden, en toe vallen belet geweest, UE. laaste uijt gegevene observatien, met aandagt eerder als nu te door lesen, hebbe daar in groot genoegen ende vermaak gevonden etc..
De Voorteelinge van alle Dieren en insecten, door zaad, en niet uijt Corruptie, zie ik gaarne dat van UE. hoe langer, hoe meer werd bewesen; want ik mede teene maal van dat gevoelen ben.
Ontrent de Generatie der Alen vint ik eenigzints vreemt, dat hare jongen inde Baar-Moeder sonder eenig teeken van leven, bij UE. gevonden werden.
Ook maakt UE. geen mentie van 't Mannelijk geslagt der Vissen, in twelk misschien levendig zaad, door de microscopia te zien zoude zijn. Maar men zoude ongelijk hebben, alles 't effens van UE. te eijschen, daar nog oneijndige ondersoekinge overig zijn. Men moet int geene UE. ons mede deelt, UE. arbeijt en neerstigheijt hooglijk prijsen, en admireren, waar door daaglijks de kennisse der Nature vermeerdert, ende verbetert werd. Soo doe ik mede onder andere, en blijve na hartelijke groetenisse enz: en was geteijkent.